Dagboek van een afvaller
Ik probeer het vliegje op mijn Molboekje niet te storen, ze houdt me gezelschap zolang het duurt. Ik ben de pauze in haar missie, zij is mijn houvast in de stilte voor de storm.
Ze landt zacht, lijkt me aan te kijken, klaagt een beetje. Zucht diep, ijsbeert heen en weer. En ik, ik probeer stil te zitten om haar niet te storen zoals ik doe als iemand naast mij ligt te slapen en ik ben al uren wakker, stilliggend om maar niet te wekken.
Met gedachten in mijn hoofd die ik in het normale leven met snelle treinen, koffieplekken, telefoons, mensen en Instagram probeer te onderdrukken.
Het normale leven waar het grijze gras zich verspreidt over parken.
Het normale leven van blauwe lampen die in m’n vermoeide ogen schijnen.
Het normale leven waar jij & ik niet bestaan en nooit zullen overleven.
Ongelakte nagels, dromen die je vergeet zodra je wakker wordt. Vieze zonnebrilglazen, schoenen waarvan de neuzen zijn versleten.
Ik wil voor altijd met dit vliegje zijn op dit moment.
Ze haalt diep adem, strekt haar schouders, opent haar vleugels zo wijd als ze kan en vliegt weg.
Zwarte aderen verspreiden zich over iets wat ooit leefde. Een verdord blaadje ligt gekreukeld over tientallen klavertjes drie. Vandaag geen klavertje vier gevonden.
Ik doe lopend naar de test nog een schietgebedje naar Shiva, die ironisch genoeg ‘de verwoester’ is, en ik voel me thuis, wil niet weg. Groepen mensen heb ik altijd intimiderend gevonden en eng. Dat was mijn enige zorg die ik had nadat ik hysterisch blij was dat ik mee mocht. Maar deze club mensen, productie en kandidaten, voelde als een warm bad met glitter bath bombs, champagne, aardbeien en muziek (en ergens wat gif verstopt voor de spanning ;) ).
Bij de test wist ik precies dat ik het fout deed, maar het kwaad was al geschied en ik liet me te veel verleiden door afleiding en avontuur. Werd meegesleurd door een ongelooflijke draaikolk waar ik elke seconden meer in verdronk en meer van genoot.
Daar zitten we.
Een heerlijk bij elkaar geraapt zooitje mensen wiens paden ik normaal gesproken waarschijnlijk nooit had gekruist. Rik kijkt ons een voor een aan op de manier die alleen hij kan en vreemd genoeg vertrouwd voelt.
Even doorheen bijten, dan kan ik straks weer die draaikolk in, denk ik nog.
Maar nadat Rocky haar scherm krijgt en ik opgelucht ben dat ze er nog in zit, zie ik in een flits mezelf met de gele rugtas op mijn rug (geleend van m’n beste vriendin aan wie ik beloofde dat ik zou winnen) en mijn koffer die net zo groot is als ik (geleend van m’n moeder aan wie ik beloofde dat ik zou winnen) op Schiphol staan.
Alsof mijn brein eventjes de toekomst in kan kijken om mij alvast te waarschuwen en te beschermen. Zodat het geschreeuw van het genadeloze rode scherm wat gedempt wordt.
Ik lig eruit. Zo simpel en zo snel.
De eerste week terug voelt als liefdesverdriet en doorgerookte longen.
Terug naar het normale leven van de vieze glazen en blauwe lampen.
Maar waar het gras niet zo grijs was als in mijn herinnering en steeds groener lijkt te worden.
Mede dankzij dit avontuur.